Het afgelopen jaar werd bekend dat sociale partners rond de schoonmaakbranche het eens zijn geworden over een toekomstvisie. Die visie bevat enkele lovenswaardige elementen. Ze wordt verwoord in het document ‘Naar een facilitaire hospitalitybranche: stip op de horizon – Toekomst verkenning van sociale partners in de schoonmaakbranche’.
Verheugend en opmerkelijk is de volgende passage: ‘De branche wil zich ontwikkelen tot een leverancier van multi-diensten waarin hospitality, en daarmee ook het directe contact met de eindgebruiker centraal staat. Daarmee wordt de branche een leverancier van verschillende facilitaire diensten die integraal in de uitvoering kunnen worden geleverd.’
Zoals gezegd: verheugend én opmerkelijk. Opmerkelijk, omdat nog niet zo heel lang geleden felle weerstand bestond tegen zowel moderne brede uitbesteding op facilitair gebied, als tegen de verbreding van de dienstverlening door schoonmaakbedrijven. Die weerstand was afkomstig van vertegenwoordigers van facilitaire diensten bij opdrachtgevers, van schoonmaakintermediairs, maar ook van schoonmaakbedrijven zelf. De schoenmaker moest bij zijn leest blijven. Uitbesteders zouden te veel afhankelijk van hun leveranciers worden.
Vrees zelf object van uitbesteding te worden
Facility managers vreesden zelf het object van uitbesteding te worden. Facilitaire medewerkers die er een dagtaak aan hadden hun schoonmaakleveranciers op de vingers te kijken, vreesden voor hun baan. Ook op de bij multiservice-uitbesteding toegepaste resultaatcontractering werd kritiek geleverd, niet in de laatste plaats door sommige intermediairs. Moderne resultaatgerichte contracten waarbij leveranciers zelf hun geleverde kwaliteit moeten aantonen, brengen immers verdienmodellen in gevaar waarbij aanmerkelijke delen van de omzet door kwaliteitsmetingen worden gegenereerd.
Verheugend, zeer verheugend, is de ambitie het dienstenpakket te verbreden, overigens een veel voorkomende strategie die doorgaans ‘diversificatie’ wordt genoemd. Vanaf het begin van deze eeuw is de facilitaire uitbesteding in Nederland in een stroomversnelling terechtgekomen. Een toenemend aantal opdrachtgevers en leveranciers heeft met die moderne contracten inmiddels ruime ervaring opgedaan. De belangrijkste in het kort.
Resultaatcontracten

Uitbesteding van brede dienstverleningspakketten op basis van resultaatcontracten biedt de leverancier vele malen meer gelegenheid zijn toegevoegde waarde te bewijzen dan dat in de klassieke single service inspanningscontracten mogelijk is.
Uitbesteding van brede dienstverleningspakketten op basis van resultaatcontracten biedt de leverancier vele malen meer gelegenheid zijn toegevoegde waarde te bewijzen dan dat in de klassieke single service inspanningscontracten mogelijk is. Daar wordt de leverancier tot in detail voorgeschreven wat hij dient te doen. Moderne uitbesteding is een enorme stimulans tot professionalisering, zowel aan opdrachtgevers- als aan opdrachtnemerskant.
Leveranciers moeten hun dienstverlening zelf gaan ontwerpen en de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van hun dienstverlening echt nemen (het ontwerp ligt bij inspanningscontracten immers welbeschouwd bij de opdrachtgever). Een vak als ‘facilitair ontwerp’ zou niet misstaan in HBO- en Master-opleidingen facility management. Opdrachtgevers moeten leren resultaatgericht aan te besteden en het contractbeheer navenant in te richten. De ervaring leert ook dat het klantretentiepercentage bij moderne, brede contracten aanmerkelijk hoger is dan dat bij klassieke inspanningsgerichte single service contracten het geval is (om van dat bij Europese aanbestedingen nog maar te zwijgen). Zij bieden schoonmaakbedrijven de gelegenheid te ontsnappen aan de commodity trap met zijn nadruk op prijs en ze zouden wel eens tot een geweldige verbetering van het imago van de branche kunnen leiden.
Voor de goede orde ten slotte: een en ander betekent natuurlijk niet dat er in de toekomst geen markt meer zou zijn voor single service leveranciers.
Nico Lemmens is vice-voorzitter van de Vereniging Schoonmaak Research.
Lees ook:
Millennials, de domste generatie?