Intrappen van een buitendeur bij een opdrachtgever door een schoonmaker wordt gelijkgesteld met diefstal bij een opdrachtgever. Dat blijkt volgens jurist Hella Vercammen uit een uitspraak van de kantonrechter.
Ze schrijft erover op de website van The Legal Company waar zij werkt. “Werknemer is sinds 2001 in dienst als schoonmaker. Op 7 september 2013 is werknemer op staande voet ontslagen. In de ontslagbrief wordt vermeld dat in een gesprek aan werknemer kenbaar is gemaakt dat zijn dienstverband wegens bedrijfseconomische redenen wordt beëindigd. Werknemer reageert hier boos op en trapt vervolgens de deur bij een opdrachtgever, een kinderdagverblijf, in.” De locatieleider van het kinderdagverblijf doet van vernieling. Vercammen: “Werknemer stelt dat het ontslag nietig is. Werknemer betwist de aan het ontslag ten grondslag gelegde gedragingen en dat deze – als zij zouden hebben plaatsgevonden – in de gegeven omstandigheden een ontslag op staande voet kunnen dragen.”
Beslissing
De kantonrechter oordeelt volgens Vercammen als volgt. Werkgever heeft in dit kort geding voldoende aannemelijk gemaakt dat werknemer de betreffende vernieling heeft verricht. Het gesprek vond rond 13.30 uur plaats. Werkgever is rond 15.30 uur door de directeur van het kinderdagverblijf gebeld over de vernieling. Verder is er een getuige van de vernieling. Vercammen schrijft: “Uit een schriftelijke reactie van werknemer, waarbij hij zijn excuses aanbiedt voor het voorval, blijkt niet van een ontkenning van het intrappen van de buitendeur. De kantonrechter oordeelt dat deze gedraging een dringende reden voor ontslag op staande voet oplevert. Het intrappen van een deur bij een opdrachtgever, in dit geval bovendien bij de grootste opdrachtgever, moet, gelijk in het geval van diefstal bij een opdrachtgever – waaraan blijkens de arbeidsovereenkomst expliciet de sanctie van ontslag op staande voet is verbonden – worden gekwalificeerd als onaanvaardbaar gedrag jegens die opdrachtgever.”
Andere manier uiting aan emoties
Dat dit handelen plaatsvond nadat en als gevolg van de mededeling dat het dienstverband zou eindigen, maakt het volgens Vercammen niet anders. “Boosheid kan weliswaar begrijpelijk zijn, maar van werknemer had mogen worden verwacht dat hij op een andere, wel acceptabele wijze uiting zou geven aan zijn emoties.” Ook de persoonlijke omstandigheden en de duur van het dienstverband van ruim twaalf jaar leiden niet tot een andere uitkomst, stelt de jurist vast. “De loonvordering en de vordering tot wedertewerkstelling worden afgewezen. De door werknemer tevens gevorderde betaling van achterstallig loon over de periode 1 augustus 2013 tot en met 7 september 2013 wordt toegewezen.” www.thelegalcompany.nl