Met een onderbreking van enkele jaren schuift Pieter al langer dan een decennium zijn benen met enige regelmaat onder mijn vergadertafel. Tijdens dit periodiek overleg bespreken we de ontwikkelingen in de markt en de gevolgen daarvan voor de firma die hij representeert en voor ons ziekenhuis. Daarnaast bespreken we de omzetgegevens en de verwachtingen voor de komende periode. Kortom, een interessant en bovenal zinvol overleg. In de loop van de jaren bespeurde ik bij mijn gesprekspartner echter in toenemende mate een zekere gelatenheid, af en toe doorspekt met een sarcastische opmerking. De oorzaak bleek te liggen in ontwikkelingen binnen zijn bedrijf waarmee hij duidelijk moeite had.
Aanvankelijk bevond zijn kantoor zich in een middelgrote provinciestad. Daar had hij zijn dagelijkse contacten met collega's, werden ervaringen uitgewisseld, afspraken gemaakt en werd beleid ontwikkeld. Na verloop van tijd werd het kantoor echter verplaatst naar Amsterdam, hetgeen voor hem meer reistijd betekende. Maar ook die verhuizing bleek niet afdoende te zijn. Want na enkele jaren werden de bedrijfsactiviteiten geconcentreerd in Utrecht en werd ‘Amsterdam' gesloten. Als tegemoetkoming kreeg hij thuis op kosten van de baas een werkruimte ingericht met telefonie, fax en pc. Hij kreeg in die jaren zelfs een internetverbinding met de hoofdvestiging waar hij, als tegenprestatie, zich één keer in de twee weken diende te vervoegen voor overleg en afstemming. Het bespaarde hem in elk geval de dagelijkse filerit naar de zaak.
Maar hij miste al snel de sociale contacten met collega's, de nieuwtjes van de werkvloer, de aantrekkelijke geur van de secretaresse en de roddels bij het koffieapparaat. Het ‘warme gevoel' dat hij als betrokken medewerker altijd had ,liet zich echt niet digitaal vertalen op beeldschermen, zoals zijn werkgever veronderstelde. Hij voelde zich dan ook steeds minder de trotse representant van een florerend bedrijf maar eerder slachtoffer van de bonusscoringsdrift van contactgestoorde managers. De werkelijkheid zal vermoedelijk wel ergens in het midden liggen. Ik kan het hem niet navragen, want hij is al een tijdje ziek. Althans, als ik het mailtje van zijn Utrechtse secretaresse mag geloven.
Toch moest ik aan Pieter denken toen ik in Facto Magazine nummer 5 van mei 2010 een artikel over Het Nieuwe Werken las. Volgens de auteur betekent Het Nieuwe Werken een sociale en technische innovatie op de dimensies organisatie, technologie en huisvesting. Het stelt de mens centraal (!), gaat over sturen op output, leidinggeven aan dynamische organisaties, slimmer werken, zorgen dat de techniek geen barrière vormt en het bieden van een inspirerende fysieke werkomgeving. Want door de toegenomen digitalisering van documenten binnen organisaties, de toepassing van draadloos internet vanuit vrijwel iedere locatie en de inzet van laptops en smartphones is de wijze van werken veranderd en is menig werknemer minder aan een fysieke werkplek gebonden. Het is veel gemakkelijker om bijvoorbeeld vanuit huis te werken (scheelt files, concentratieproblemen et cetera), waardoor in organisaties andere aansturingstrajecten worden ontwikkeld en toegepast (minder hiërarchie, outputgericht). Hetgeen weer consequenties heeft voor de omvang en de inrichting van kantoren (onder andere minder werkplekken), wat weer financieel voordeel oplevert.
Je zou dus kunnen zeggen dat al deze ontwikkelingen leiden tot een andere kijk op werken. Met ingrijpende consequenties. Want ik denk dat het echt niet allemaal hosanna is wat de organisatiedeskundigen ons willen doen geloven. En dat ons land barst van de Pieters. Maar wat wil je ook van iemand die niet met een toetsenbord ter wereld is gekomen en die de elektrische schrijfmachine (met correctietoets!) nog op zijn secretariaat heeft zien verschijnen.