De oudere werknemer heeft de tijd…
0f het nu komt door het vallen van de bladeren of door de leeftijd, ik weet het niet. Misschien heeft het wel met het lange tijd actief in het arbeidsproces zijn te maken. Of is het een combinatie van die drie. Hoe dan ook, ik krijg wel eens de indruk dat de wereld waarin we leven steeds turbulenter wordt. En dat de smaak van jongeren daarin veelal de norm lijkt te bepalen. Ouderen worden in de reclame vaak óf weggezet als hulpbehoevenden óf als golfspelende senioren met een overdreven Zwitserleven-gevoel. Terwijl de werkelijkheid toch veelal weerbarstiger is. En we weten het allemaal.
Vanuit economisch oogpunt bezien valt er wat voor te zeggen dat mensen langer aan het arbeidsproces worden gebonden. Hoewel de laatste twee generaties al op 60-jarige leeftijd of eerder het werkzame leven afsloten om achter supermarktwinkelwagentjes te gaan lopen of om met enige regelmaat de caravan aan de auto te koppelen, is nu het moment aangebroken om langer door te gaan. De vraag is echter of organisaties daar nog wel in voldoende mate voor zijn ingericht en toegerust. De jaren zeventig, toen de oude regeling werd ingevoerd, liggen tenslotte al weer veertig jaar achter ons.
De meeste medewerkers zijn opgegroeid in de wetenschap dat 55-plussers binnen enkele jaren van de loonlijst verdwijnen. Maar nu ze op hun post blijven zitten, doorkruisen ze daarmee het carrièreperspectief van menig jongere collega. Dat vraagt gewenning, zowel van de kant van de oudere werknemer als van zijn omgeving.
Want laten we wel zijn. De 60-plusser representeert mogelijk een cultuur die binnen de organisatie niet langer dominant is. Ervaring is een groot goed. Maar wat koop je ervoor als niemand meer op het delen van die ervaring zit te wachten? Als oudere begrijp je als geen ander dat dit kortetermijndenken de dood in de pot is. Tegelijkertijd besef je dat de horizon op termijn best kan wijzigen. Kijk, als ouder leer je je kind
spreken. Als kind leer je je ouder te zwijgen. Het is de aloude competitie tussen generaties die zich niet alleen in de thuissituatie voordoet, maar ook op het werk. Want wat moet je met die ‘oude meuk' die altijd maar lijkt terug te grijpen naar situaties in het verleden, die langzaam handelt, soms niet de ernst van de zaak lijkt in te zien, vaak met het bedrijf getrouwd lijkt en die van automatisering en pc's maar weinig kaas gegeten heeft. Als jongere organisatiegenoot word je er wel eens moedeloos van.
En toch moet je samen verder. Je moet in de praktijk ervaren dat je een schouderklop krijgt als je tegen het beleid aanschopt, maar een oplawaai krijgt als je het vorm geeft. Je zult in de praktijk voelen dat mensen zelden of nooit over een berg vallen, maar meestal over een hoop stront. Terwijl je anderzijds moet voorkomen – en dat lijkt in tegenspraak met het voorafgaande – dat je in de voetstappen van je voorganger loopt, want dan zul je hem nooit inhalen.
Maar terug naar het begin. Tegen langer doorwerken na je zestigste verjaardag valt feitelijk weinig in te brengen. Maar dat er consequenties aan verbonden zijn is evident. Het gaat allemaal niet meer vanzelfsprekend. In sommige beroepen zijn mensen op die leeftijd fysiek en psychisch al behoorlijk versleten. Dan wordt langer doorgaan een lijdensweg. Maar in veel andere sectoren kan het allemaal redelijk gemakkelijk. Zij het dat aanpassingen mogelijk gewenst zijn. Zoals een verkorting van de arbeidsduur door de toekenning van meer vrije dagen. Of door een actief demotiebeleid, waarbij oudere werknemers in een andere, minder belastende functie nog een goede bijdrage aan de bedrijfsdoelen kunnen leveren. Eén waarbij optimaal gebruik wordt gemaakt van de aanwezige kennis, ervaring en betrokkenheid. Zodat binnen de organisatie eventuele zorgen worden gedeeld en genoegens worden verdubbeld.
Jongeren mogen in veel gevallen dan wel een smartphone en een fraai horloge hebben, ouderen daarentegen hebben de tijd!
Deze column is verschenen in Service Management nummer 12, december 2011